Dit zijn weer van die dagen
Zondagmiddag 25 juli 2011 met Waldi en Joop op pad geweest op het Haringvliet en maandag alleen met Joop het Spui op en de Oude Maas uitgevist. We staan weer met beide benen op de grond want de vangsten waren bedroevend slecht. Het moet natuurlijk wel stromen.
Jaja, we staan weer met beide benen op de grond want na die laatste vis sessies kon het eigenlijk niet op. Wat een vissen vingen we, zo erg dat we baarzen en roofbleien links laten liggen en proberen vadertje glasoog te vangen. Maar dat valt niet mee, zelfs reuze tegen
De snoekbaars, voorheen ook wel zander genoemd (Stizostedion lucioperca of Sander lucioperca)
Herkenning De snoekbaars is langgerekt en rond van vorm en heeft een puntige kop. De kleur van de snoekbaars is afhankelijk van de bodem, lichtintensiteit in en de helderheid van het water. De kleur kan zilvergrijs tot goudbruin zijn en hij heeft vage donkere dwarsstrepen, die bij oudere exemplaren vervagen. Hij heeft twee rugvinnen, waarvan de voorste harde stekelige stralen heeft. Ook de rand van de kiewdeksel is voorzien van een scherpe punt. De ogen zijn groot en glazig. De snoekbaars kan 120 centimeter lang worden. De mannetjes kunnen worden onderscheiden aan hun donkere buik. Jonge baars kan nog verward worden met snoekbaars, omdat beide soorten in dat stadium nog slank en bleek van kleur zijn. Aan de puntige kop is de jonge snoekbaars toch wel goed te onderscheiden. In Oost-Europa, Azië en Noord-Amerika komen verwante soorten voor. De snoekbaars die men kent in de Benelux is afkomstig uit wateren rond de Zwarte Zee (Donau
De snoekbaars kan in Nederland bij een lengte van 80 centimeter al groot genoemd worden. Hij kan echter wel 120 centimeter worden. De snoekbaars is een vis van het open water en leeft voornamelijk in diep water. De snoekbaars paait bij temperaturen van 12 tot 15 °C van april tot mei. De mannetjes maken in ondiep water een kuil die wortels van waterplanten blootlegt. De daar gelegde eieren worden door het mannetje bewaakt en door vinbewegingen van vers zuurstofrijk water voorzien. Snoekbaars heeft een hekel aan teveel licht en zal overdag diepe of schaduwrijke plekken opzoeken. De jonge larven gaan zelfs dood bij te hoge lichtintensiteit. De jonge snoekbaars eet kleine beestjes zoals watervlooien. Naarmate hij groter wordt gaat deze solitaire vis over op grotere prooien, met name langwerpige vissen. De snoekbaars heeft wel een voorkeur voor wat kleinere prooien in vergelijking met de snoek, die prooien tot een derde van zijn eigen lichaamsgewicht kan verslinden. De snoekbaars jaagt voornamelijk in de avond, omdat hij dan met zijn grote glazige ogen met reflecterend netvlies (de snoekbaars wordt om die reden ook wel ‘glasoog’ genoemd) een voordeel heeft ten opzichte van de prooivis. De snoekbaars maakt ook gebruik van het zijlijnorgaan dat gevoelig voor geringe drukverschillen en waterstromen en de vis in staat stelt de prooi te vinden door het waarnemen van de vortices die de bewegende prooi veroorzaakt. Het zijlijnorgaan kan ook worden gebruikt om grotere stilstaande objecten waar te nemen door de verstoring die ze opwekken in het stromingspatroon om de vis. De snoekbaars maakt ook gebruik van de geur om de prooi te vinden en wordt door vissers vaak met een reepje vis als aas gevangen. In de winter trekt de snoekbaars zich als dat mogelijk is naar zeer diep water. Veel snoekbaarzen leven dan op dieptes tussen de tien en twintig meter.
Ecologische betekenis
De snoekbaars komt van oorsprong uit Oost– en Midden-Europa. Sinds het einde van de 19e eeuw is de vis echter uitgezet voor de visvangst. Doordat er in de zestiger en zeventiger jaren erg veel fosfaatrijk water werd geloosd werd door eutrofiëring de snoekstand zeer nadelig beïnvloed. Tegelijkertijd profiteerde de snoekbaars van het grote aanbod aan prooien door de toenemende biomassa en het verdwijnen van de snoek die snoekbaars ook op zijn menu heeft. De competitie tussen beide soorten is in wezen beperkt omdat snoek en snoekbaars heel verschillende prooivoorkeuren en jachttechnieken hebben. In helder diep water komen beide soorten dan ook vaak in flinke dichtheden voor. Tegenwoordig is door de afname van het fosfaatgehalte van het water en bodemslib een omgekeerde trend waarneembaar en lijkt de snoekstand zich op veel plaatsen goed hersteld te hebben. Op de randmeren en het IJsselmeer is de snoekbaarsstand flink afgenomen. Oorzaken daarvoor zijn het minder voedselrijk worden van het water, maar met name stroperij met kieuwnetten en te intensieve beroepsvisserij kunnen hiervan de oorzaak zijn. Op de grote rivieren is de snoekbaarsstand nog goed te noemen. Snoekbaars vertegenwoordigt een grote economische waarde, vanwege het hooggewaardeerde visvlees en vanwege het grote aantal sportvissers dat met vrij geavanceerde materialen en boten op deze vissoort vist. Een herstel van de snoekbaarsstand is dus zeer gewenst vanuit economisch oogpunt. Ecologisch gezien is de snoekbaars een exoot in de Benelux, maar het is al geruime tijd ingeburgerd en heeft zijn eigen plaats in het ecosysteem ingenomen, zonder aantoonbare schade aan te richten.
Bron; Internet Wikipedia
Allereerst zondag mijn camera vergeten en dat was wel jammer. Niet dat we veel vissen op de foto hoefde te zetten maar Waldi was eerst bij de bakker geweest en de boot lag vol met pizza’s, broodjes, sauzijsen- en amandelbroodjes, krentenbollen, witte puntjes die hij met paté belegde ter plekke. Een feestmaal dus aan board en we konden al snel geen boe of bah meer zeggen. Zelfs Joop zat vol en dat wil wat zeggen. We hebben van Stellendam tot aan Oudenhoorn alles afgevist op de bekende stekken en vooral voor Hellevoetsluis en de sluis bij Melissant af gevist maar niks, nada, noppes dus we hebben ze niet kunnen vinden vandaag. Gelukkig niet geblankt maar één maatse snoekbaars is wel heel weinig met z’n drieën een middagje peuren. En dan die verhalen dat je als eerste over de stek komt als kapitein van het schip. Als de spoeling dun is dan komen de verhalen. Prachtig, vrienden onder elkaar. En anekdotes zat natuurlijk met 150 jaar vissen in de boot.
Dus maandag weer rustig begonnen, koffie gedronken en om 10.00 uur vertrokken naar Middelharnis en daar de helling genomen. Eerst de taludjes en diepten daar uitgevist maar ook andere boten waren zonder vis dus we hielden het Haringvliet voor gezien en voeren in één keer het Spui op richting Oude Maas.
En warempel, ik ben nog de boot goed aan het leggen in de stroming die er is en Joop heeft er al twee in het mandje liggen. Zouden we ze hebben gevonden, zou zo maar kunnen natuurlijk. Maar de stroom is er bijna uit op de Oude maas en we liggen bijna stil op de stek. Uniek natuurlijk en eigenlijk wil je dit niet mee maken. Normaliter binnen een kwartier moet je tegenoverliggend driften en dat gaat dan steeds sneller naarmate de stroom sterker wordt. Ook vorige week waren dan de aanbeten beduidend minder omdat gelijk het water bruin werd van vuil en alg. Ik was nogal blij zachtjes uitgedrukt dat het zoveel regende maar dat is vandaag niet te merken op de Omaas. Jammer. Wat we ook proberen, zelf driften, drop shotten dat gaat nu natuurlijk voortreffelijk. Je voelt alles behalve natuurlijk een aanbeet. Alle kleuren van sjets en vooral van staarten. Maar niets helpt. We gaan nog naar wat andere stekken maar liggen ook daar natuurlijk stil. Alleen de regen geeft af en toe van rette je ketetje.
Het blijft wel uitkijken natuurlijk, je ligt immers langs het talud en de scheepvaart is enorm hier. Het is R’dam naar Duitsland en de duwbakken en vooral vandaag Gas gaat richting binnenland en verder. Als die zo’n kribgat leeg trekken kan je in de problemen komen door aan de grond te lopen. Dan ligt de boot vast voor de golf die weer terug komt. Kan je verzekeren dat je dat niet wilt.
En het weer is perfect, natuurlijk we krijgen af en toe een regenhoos over ons heen maar de temperatuur is zeer aangenaam en windstil. Alleen de vis ontbreekt. Waar dat aan ligt… Misschien dat de paling er nu wat meer is. Er mag niet meer op gevist worden en dat scheelt heel veel netten. Snoekbaars is er gek op en spoog heel vaak zo’n half verteerde paling uit als wij hem vingen. Maar we zie ook geen scholen jonge roofbleitjes en dan bedoel ik scholen. Meters dik over het hele Haringvliet heen. Triljoenen zijn dat er. Voorntjes en brasem, geen enkele aasvisjes zie je. Te zout misschien nu de sluizen op een kier staan. Natuurlijk zijn dit altijd de slechtte weken geweest maar het is nu wel heel slecht snoekbaars vangen.
We houden het voor gezien want na een paar uurtjes de stekken afgezocht te hebben krijgen we trek in een frietje met. We gaan direct richting Haringvliet en op het Spui zien we dat op één van onze favoriete stekken al een bootje ligt. Dan maar gelijk door naar het frietkot.
We zijn weer een ervaring rijker en heerlijke tijd op het water gehad. Veel nattigheid geslikt maar de temperatuur was prima te doen. Met dat donkere weer was onze verwachting heel anders geweest. Tja, het blijft vissen en geen vangen.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!